Trouw

zaterdag 5 agustus 2006

Vorst tussen de duivel en de diepe blauwe zee

Over de inlandse 'heersers' van Java

Ze leken opgetrokken uit Javaanse verfijning en waardigheid. Maar ze werden gezien als marionetten van de lompe kolonialen: de inlandse vorsten op Java. Over hen verscheen een boeiende studie.

In de koloniale tijd, toen het kleine staatje Nederland de dienst uitmaakte in een keten van reuzeneilanden die wij nu Indonesië noemen, bestonden er op Java vier ministaatjes, de Vorstenlanden genoemd, die los stonden van de regering in Batavia. Zij werden 'geregeerd' - tussen forse aanhalingstekens - door inlandse sultans, soesoehoenans, en andere vorstelijke lieden. Zij hadden eigenlijk geen bestaansrecht, want het waren in feite vazallen, die voortdurend moesten schipperen tussen enerzijds de verdeel-en-heersende blanke heren in de hoofdstad en anderzijds hun eigen prinsen en prinsessen. Een onmogelijke situatie. Maar als deze Javaanse vorsten hun gebied desalniettemin met succes bestuurden, dan betekende dit dat de Nederlandse stelling 'De Javaan is nog lang niet rijp voor zelfbestuur' niet opging als politieke slagzin. Bestuurden zij hun landjes slecht, dan werd al gauw een Nederlandse intermediair gestuurd om de zaak in goede banen te leiden. Maar dat moest met de nodige schroom gebeuren, omdat anders de nationalisten gingen opspelen. De vorsten van de vier 'zelfbesturende gebieden' konden niet veel anders doen dan hun opgelegde rol vervullen en zo nu en dan wat saboteren onder het mom 'Wij doen het via onze eigen adat-regels (de regels van inheems gewoonterecht)' en dus anders dan de Hollanders willen. Maar de vorstenlanden waren over het algemeen economisch welvarend en vaak ook de bakermat van allerlei nationalistische bewegingen, die hun verzet tegen de Nederlands-Indische regering knap wisten te camoufleren met allerlei filosofisch getinte verenigingen. Een van de vier vorsten was Soeparto, die leefde van 1916 tot 1944, dus in de uiterst belangrijke periode tussen de twee wereldoorlogen. Een kleinzoon van deze vorst - Soeparto- stuurde veel nazaten voor studie naar Nederland - trouwde later met een Nederlandse vrouw, de historisch antropologe Madelon Djajadiningrat. Zij heeft onlangs de vorstelijke geschiedenis te boek gesteld met als thema's: de 'onmogelijkheid' van de koloniale situatie, en de buitengewone complexiteit van de feodale Javaanse staat. Door hechte familiebanden en dankzij haar antropologische scholing was de schrijfster uitermate geschikt om die geschiedenis kritisch te duiden. Zij gaf het boek de titel 'Vorsten tussen twee werelden' mee. Maar in feite was de hoofdfiguur vorst tussen wel een dozijn werelden. Ik moet zeggen dat het Madelon Djajadiningrat goed is afgegaan; zij vertelt boeiend en als antropologe weet zij veel ingewikkelde situaties duidelijk te verklaren. Met name over de rol die bijvrouwen in zo'n leven speelden, wordt door haar met een nuchter antropologisch aplomb verteld. Het persoonlijke leven van de vorst zelf - vooral zijn twee jaar in Leiden en zijn periode als dienstplichtig militair in Nederland - wordt met verve belicht. Maar ook diens verscheurde leven- het eeuwige balanceren tussen twee krachten - wordt met de nodige nuances neergezet. Veel authentieke foto's uit familiebezit maken er een kleurrijk bezit van. De schrijfster maakt voor haar politiek-sociale caleidoscoop gebruik van brieven, biografieën, persartikelen, dagboeken, politieke beschouwingen van hoge ambtenaren, en wat al niet. Zoiets vereist een geweldig schrijftalent en redactioneel inzicht. Hierin is ze niet altijd even gelukkig, want zo nu en dan is de abrupte overschakeling van de eerste persoon enkelvoud naar de derde persoon, of naar een sociologische beschouwing wat minder gelukkig. Maar anderzijds moet je toegeven dat die snelle wisseling van perspectieven weer bijdraagt aan de levendigheid van het beeld van die tragische man, die zijn hele leven compromissen heeft moeten sluiten. Toen de Japanners in 1942 Nederlands-Indië binnenvielen, was de vorst eigenlijk al uitgeblust en interneerde zichzelf als het ware achter de deuren van zijn eigen paleis. Hij stierf nog voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1944. Hoewel deze periode steeds verder van ons afkomt te liggen, is het buitengewoon interessant om te lezen hoe het kolonialisme mensenleven wist te beschadigen; niet alleen va gewone arbeiders en boeren, maar ook van vorsten en bestuurders. Een boeiend en zeer leesbaar boek.

(Joop van den Berg)