NRC

9 juni 2006

Twee Indische boeken tonen de vloeiende grenzen van de biografie

Binnen in de vertrekken van de vorst

Innerlijke verdeeldheid, verscheurdheid tussen Nederland en Indië of Indonesië is een van de gevolgen van de koloniale tijd. De zegswijze 'wie eenmaal daarginds was, komt nooit meer 'thuis' is gemeengoed in Indische kringen. De Nederlander die vertrok naar de kolonie of de gemengdbloedige die gedwongen terugkeerde uit Indië naar Nederland: zij allen lijden aan die ontworteling. Met de boektitel ‘Tussen twee vaderlanden’  heeft Rob Nieuwenhuys in 1959 scherp die vervreemding gekenschetst. Ook schrijfsters als Maria Dermoût en Madelon Székely-Lulofs getuigen in hun werk van vervreemding. Lulofs noemt dat zelfs 'de vloek van Indië'. In twee pas verschenen boeken komt die verdeeldheid opnieuw aan de orde, tot in de titels toe. De biografie die ambtenaar Bert Scova Righini schreef over Beb Vuijk (1905-1991) noemt hij ‘Een leven in twee vaderlanden’. Schrijfster en antropologe MadeIon Djajadiningrat noemt haar documentaire roman over de Javaanse vorst Mangkoenegoro VII Vorst tussen twee werelden. Het is interessant om aan de hand van deze boeken te zien hoe vloeiend de grenzen van de biografie zijn. Scova Righini is op de biografie gepromoveerd, Madelon Djajadiningrat wilde aanvankelijk op haar onderwerp promoveren, maar besloot hiervan af te zien. Hella S. Haasse, die een informatief voorwoord op ‘Vorst tussen twee werelden’ schrijft, suggereerde haar een roman te schrijven en rijkelijk uit haar verbeelding te putten met behoud van authentieke documenten. Dat levert een boeiend, persoonlijk relaas op over de dilemma's van een Javaanse vorst, die traditionele waarden wil behouden, maar ook moet inzien dat de denkwereld van het westen niet klakkeloos verworpen kan worden. Djajadiningrat maakt gebruik van brieven en dagboeken van de vorst. Dat is uniek: de door tradities en ceremonies beheerste Javaanse vorstenhuizen zijn altijd gesloten geweest voor de buitenwereld. Voor het eerst krijgt de lezer zicht op het verhulde leven in de kratons met hun galerijen, de schitterende pendopo's. Aan een biografie moet de eis van wetenschappelijkheid worden gesteld. En vooral dat er een beeld van de gebiografeerde ontstaat, dat zich uit het ingewikkelde samenspel tussen leven en werk een perspectief ontwikkelt. .................

In ‘Vorst tussen twee werelden’ neemt Madelon Djajadiningrat een persoonlijk standpunt in. Zij begint haar boek prachtig met een beschrijving van het portret dat schilder Isaac Israëls van de Javaanse vorstenzoon maakte. Deze is er niet gelukkig mee. Het toont te sombere gelaatstrekken. Aan het slot van dit cyclisch opgebouwde boek beschouwt de vorst het schilderij nog eens; hij moet inzien dat Israëls het destijds juist heeft gezien. Het leven van Mangkoenegoro VII, die regeerde tussen 1916 en 1944, loopt parallel aan belangrijke koloniale ontwikkelingen. Onder invloed van de ethische politiek streeft de kolonie naar onafhankelijkheid. Mangkoenegoro probeert in deze vooroorlogse tijd het rijk in Midden-Java dat hij beheert, met Solo als hoofdplaats, tot een moderne staat om te buigen. Hij studeerde immers in Leiden en daar ontdekte hij de kracht en de intelligentie van het Nederlandse bewind. De gouverneurs in de kolonie begrepen niets van zijn streven. Dat maakte hem aan het slot van zijn leven verbitterd. Temeer daar de Tweede Wereldoorlog en de Japanse bezetting van Indonesië elk reëel overleg tussen de Javaanse vorst en de Nederlandse overheid onmogelijk maakte. Met psychologisch inlevingsvermogen geeft Djajadiningrat een beeld van zijn uiteindelijke vereenzaming. Het is goede keuze om een Leidse studievriend van Mangkoenegoro als zijn klankbord te laten fungeren. De gesprekken tussen de vorst en zijn Leidse studievriend Schrieke vormen de drijvende kracht van het boek. Deze zijn levendig opgetekend. Op overtuigende wijze transformeert de schrijfster authentiek materiaal tot levendige elementen in een roman. Zelden krijgt de lezer zo'n inzicht in de geheime, gesloten Javaanse vorstenwereld. Hella Haasse in het voorwoord heeft gelijk. Ze schrijft: 'De privé-woonvertrekken van de vorst en zijn gezin blijven echter altijd voor niet-intimi gesloten. Even ontoegankelijk is hun innerlijke wereld.' Die ontoegankelijkheid behoort met verschijning van Vorst tussen twee werelden tot het verleden. De verbeeldingskracht van de roman is het mooiste wat de literatuur kan bieden, juist omdat de bronnen oorspronkelijk zijn.

(Kester Freriks)